De psychologie van het gevecht of… wat is de kracht van de Oekraïense strijders?

De hele wereld kijkt met ingehouden adem toe naar wat er sedert enkele dagen aan de gang is in Oekraïne. Eén van de grootste en modernste legers ter wereld voert een omsingelingsslag uit op een land dat op het eerste zicht geen schijn van kans leek te hebben. Maar… de Oekraïners putten moed en gedrevenheid uit de houding van Poetin en zweren de laatste strook land te zullen verdedigen met man en macht. Wat het ook kosten zal… een groep onbewapende mensen houdt de oprukkende Russische tanks bezig en vrijwilligers melden zich om met lichte wapens de bezetters terug te dringen. Onderschat nooit de invloed van moed op het slagveld, niettegenstaande de angst die er heerst.

Deze angst komt vaak voor en is zelfs noodzakelijk om de fysieke en mentale krachtbronnen te mobiliseren die nodig zijn om te overleven. De angst in het gevecht vertoont echter zeer verschillende gezichten, afhankelijk van het type gevecht en de omstandigheden waarin gevochten moet worden. De moed der wanhoop geeft soms onnoemelijk veel kracht en zet aan tot heldendaden.

In het gevecht zijn er twee fundamentele “overlevingsreacties”: stimulering en remming van instinctief gedrag (afhankelijk van het dierlijke brein van de mens, maar ook beïnvloed door het niveau en het type training).
Stimulatie: het lichaam doet een beroep op al zijn middelen om het gevaar het hoofd te bieden. Remming: angst vertraagt het individu in zijn benadering van risico’s.

Elk van deze reacties, stimulatie en remming, kan een normale vorm en een buitensporige vorm aannemen wanneer de toelaatbare “terreurhoeveelheid” wordt overschreden.
Deze buitensporige vorm kan, bij soldaten met een laag moreel zoals nu reeds het geval lijkt bij het Russisch leger, resulteren in een vlucht (soms voorwaarts) of juist in volledige verlamming waarbij de strijder de indruk heeft al zijn fysieke en mentale kracht te verliezen, zelfs indien er een numeriek en materieel overwicht is.
Vanaf het begin van het gevecht op het terrein, splitst een troep soldaten zich op volgens de hierboven beschreven reacties. De verdeling in de categorieën varieert aanzienlijk, afhankelijk van de ervaring van het individu en het vertrouwen dat hij heeft in zijn vermogen om met gebeurtenissen om te gaan. Patriottisme, geloof in de kansen om de vijand te verslaan en de juistheid van de zaak waarvoor gevochten wordt, is onontbeerlijk.

Dit vertrouwen wordt ook nog versterkt en gekaderd door verschillende factoren van de menselijke omgeving: de kwaliteit van commando en leiderschap, de samenhang van de groep waartoe de strijder behoort, de ‘esprit de corps’, de hoop op de overwinning en de correctheid van de zaak. Het vertrouwen in het juiste verloop van een gevecht kan worden aangetast door slijtage of verrassing zoals op het moment waarop de weerstand ineens veel steviger is dan verwacht werd. De geschiedenis toont aan dat de slijtage en het verval van het vertrouwen zeer snel inzet langs beide kanten van het gevecht indien een front komt vast te zitten. Initiatief en beweging zijn dus belangrijk voor vechtende partijen.

Op de structuur van de strijdkrachten zoals ze in de organisatietabellen staan, wordt tijdens het gevecht een extra psychologische structuur gelegd waarin de hiërarchie sterk verschilt van wat op papier staat. De echte structuur wordt er een van “acteurs”, die min of meer actief zijn, maar waarvan velen op automatische piloot vechten, en, “figuranten”, die een min of meer passieve en zelfs niet-strijdende rol opnemen. Het geheel is altijd zeer heterogeen en van heel andere orde en efficiëntie dan wat zichtbaar was op het oefenterrein.

Op deze wijze kunnen strijders die in de minderheid zijn, ongelijk in de strijd door hun uitrusting en de mate van training, toch sterker zijn in het gevecht en zelfs een illusie van meerderheid krijgen of zelfs de overwinning grijpen, tot de grote verrassing van strategen en militaire of politieke leiders.

Na enkele dagen van intense gevechten is dit de indruk die we nu krijgen van de Oekraïense strijders, zowel de leden van het reguliere leger als de talrijk opgekomen medestrijders.
Zoals in de nabijheid van een ‘zwart gat’ de wetten van de fysica en de zwaartekracht veranderen, is de rechtstreekse confrontatie met de dood eveneens een gebeurtenis die mensen definitief verandert en transformeert.

Een gevecht aangaan, is het ‘zwarte gat’ binnengaan en worstelen met jezelf en je daden in een universum van geweld met zijn eigen psychologische wetten.
Eruit komen, is als wakker worden uit een nachtmerrie. Het is de angst op het slagveld, waarvan de vorm en de effecten in de loop van de tijd kunnen variëren en de permanente omgang met de angst en het gevaar die nooit op dezelfde manier wordt uitgedrukt bij verschillende mensen.

De angst om te sterven verdeelt de groep strijders in op een wijze die vaak onvoorspelbaar is, maar deze nieuwe organische structuur van de strijdende eenheden produceert gedurende bepaalde tijd zeer variabele “opbrengsten” die elke leider moet aangrijpen om er voordeel uit te halen.
Ten eerste is er de verwachting van de eerste echte confrontatie met de vijand waarop moet gevuurd worden. De verwachtingen van deze confrontatie worden vaak verbloemd. Maar… de échte confrontatie met horror en gruwel kunnen niet verbloemd worden.

De verwachting van de beleving van het eerste treffen, is vaak doordrenkt met een soort “enthousiaste vrees”, met veel vragen. De schok komt dan van de kloof tussen de anticipatie van de gebeurtenis – wat de onervaren strijder ervan had verwacht – en het geweld van de realiteit. Verwachtingen van strijders komen zelden uit als het gevecht in alle hevigheid woedt en alle illusies de kop worden ingeslagen.

Na verloop van tijd komt er een vorm van gewenning en aanpassing.
Na enkele dagen of weken van intense gevechten, is zelfs de meest onervaren soldaat een optelsom van ervaring en instinct, een specialist op het slagveld; hij weet inmiddels alles: zijn oor controleert instinctief alle geluiden, zijn neus alle geuren, die van chloor, gas, poeder, nitraat, lijken en alle nuances die ze scheiden. Hij weet hoe hij moet schieten met zware en lichte machinegeweren, hoe hij de granaatwerper moet gebruiken en niet te vergeten de handgranaat en het geweer, die zijn ‘dagelijks brood’ zijn. Hij kent de gevaren van mijnen, boobytraps en scherpschutters, het volledige scala aan granaten van 75 tot 420mm, recht vuur en gebogen vuur, en zal snel weten hoe hij met tanks moet omgaan (Zie: Grasset, The lower psyche, 1913)

Het gevecht leert hem onderscheid maken tussen de kern van het gebeuren, wat het O-centrum wordt genoemd, het centrum van bewuste aandacht, enerzijds, en, anderzijds de periferie waar informatie automatisch wordt geïntegreerd, zoals iemand die de krant leest, terwijl hij loopt, de hindernissen automatisch ontwijkt. Wanneer een soldaat voor het eerst bij de vuurlinie arriveert, is zijn angst erg groot. De angst is gewelddadig, bewust en daarom waargenomen door het “O- centrum”. Emoties zijn niet hiërarchisch. De soldaat is bijna net zo bang voor een granaat die 100 meter valt als wanneer de granaat 10 meter verderop valt. Deze overdreven angst zorgt ervoor dat hij een reeks onnodige en vaak gevaarlijke handelingen verricht. Uit onervarenheid. Na verloop van tijd en het opdoen van ervaring verdwijnt de angst niet helemaal, maar blijft de angst anders aanwezig, als een partner, ingetogen en grotendeels onbewust. Het wordt de nuttige angst die de gevoeligheid van de strijder altijd alert houdt en de automatische zelfreddende handelingen in gang zet terwijl hij het vrije gebruik behoudt van zijn hogere intellectuele vermogens, van zijn “O- centrum”.

Tenslotte moet worden opgemerkt dat wanneer de nieuwe en onervaren soldaten vooral bang zijn om zich slecht te gedragen in hun eerste gevechtssituaties, het de angst voor verminking is die onder de meer ervaren soldaten of veteranen domineert. Ze hebben immers al veel makkers ernstig gewond zien geraken of zien sterven. Voor leidinggevenden is het vaak het lot van hun mannen, het gevolg van hun eigen (en soms) verkeerde beslissingen, die hen het meeste angst inboezemen. Deze concentratie op het nemen van beslissingen en verantwoordelijkheid zijn dan weer een bescherming tegen andere vormen van angst, bij ervaren leiders.

Tijdens de Zesdaagse Oorlog (1967) was een Israëlische officier van mening dat “een van de dingen die alle problemen van de officier oplost, simpelweg is dat je verantwoordelijk bent voor je mannen en hun leven” (zie Richard Holmes, Acts of War: Het gedrag van mannen in de strijd, New York, The Free Press, 1989, p. 205).

Gewenning is echter niet noodzakelijk synoniem van psychologische sterkte, omdat er doorheen van de tijd ook een soort slijtage optreedt.

De nadering van een nieuw gevecht roept ook opnieuw de inmiddels verdrongen herinneringen van vorige gevechten en oorlogen op en verhoogt de spanning. Het zou dus een vergissing zijn om te geloven dat een soldaat in een oorlog verhardt en moediger wordt.

Wat strijders op technisch gebied winnen, in de kunst van het benaderen van de tegenstander, de vijand, verliezen ze aan de andere kant in nerveuze kracht of mentale fitness. Door het vloeien van het bloed, de zintuiglijke overweldiging en de vermoeidheid.
Onderzoek van Swank en Marchand toont aan dat na 60 dagen van onafgebroken gevechten, 98% van de overlevende strijders al psychische problemen heeft.

In 1944, na 44 dagen ononderbroken operaties in Italië, had 54% van de geëvacueerden van de 2nd American Armoured Division psychologische problemen.
Twee jaar eerder, in Birma na het rampzalige Arakan-offensief, werd de 14e Britse divisie als volledig psychologisch geneutraliseerd beschouwd.

De energie die nodig is bij elke stap om onder het vuur van de vijand vooruit te komen, de inspanning om te allen tijde gevaar te vermijden terwijl de strijder zijn missie probeert te volbrengen, zet het individu onder extreme psychologische druk. Als gevolg hiervan veroorzaakt het einde van het gevaar, zelfs tijdelijk, decompressie wanneer het parasympathische zenuwstelsel het overneemt. Als er de tijd is om een pauze te nemen in de strijd, kan deze spanningsdaling zelfs een factor van kwetsbaarheid zijn.
Het definitieve einde van een manoeuvre of van de gevechten is een verademing, maar het is ook een delicate fase. Net als wanneer strijders uit een nachtmerrie komen, hebben ze grote moeite om de volledige “film” van gebeurtenissen te onthouden.

Het duurt daarom vaak vele jaren om strijders te doen herstellen van hun deelname aan een oorlog. Het is nu al zeker dat de oorlogstrauma’s van de gevechten in Oekraïne diepe sporen zullen nalaten bij zowel de Russische invallers als bij de Oekraïense verdedigers.

Erik de Soir – 01 maart 2022

Engelse versie: The psychology of combat or… what is the strength of Ukrainian fighters? (pdf)